026 702 90 00
28

oktober

2019

Vragen en antwoorden over het welzijn van de varkens op de stadsboerderijen

Als Natuurcentrum merken we dat betrokken bezoekers van onze stadsboerderijen, vaker dan voorheen, vragen of opmerkingen hebben, die gaan over de houderij van onze dieren. Deze vragen worden veelal rechtstreeks aan onze medewerkers gesteld, maar het komt ook voor dat mensen hun vragen of mening op Facebook delen. Het is voor ons vaak lastig om hier naar tevredenheid mee om te gaan omdat het bij een één-richtingsreactie nu eenmaal lastig is om op nuances in te gaan. Omdat het houden van dieren vele facetten heeft, vertellen we op deze plek graag het grotere en genuanceerde verhaal van onze dierhouderij. Dit verhaal betreft het leven en de verzorging van onze varkens, de diergroep waarover we de meeste vragen krijgen.

Een stukje achtergrond
Als Natuurcentrum zijn we al jaren een plek waar iedereen welkom is om in contact te komen met boerderijdieren. We doen dat 365 dagen per jaar, midden in de stad, met open deuren en met volop mogelijkheden om ons daarbij te bevragen. Daar zijn we voor en we doen het graag! Dat de houderij van dieren vragen oproept vinden we niet meer dan normaal. Als bezoeker van de stadsboerderijen is het goed om je als bezoeker te realiseren dat de stadsboerderijen in Arnhem kleinschalige, maar echte boerderijen zijn, waar, midden in de stad, voedsel wordt geproduceerd. Geen knuffelboerderijen met alleen een kijkfunctie, heel bewust niet: Het knuffelen van dieren door mensen is met name een menselijke behoefte, die weinig recht doet aan de natuurlijke behoefte van dieren. Onze boerderijen hebben een gecertificeerde, biologische bedrijfsvoering. Dat zegt iets over de mate waarin we onze boerderijen proberen het beste voor dier en milieu proberen na te streven. Dat is echter iets anders dan de vrije natuur. Daar zouden onze dieren overigens ook slecht gedijen. Het is overigens goed om te bedenken dat het “uitval-percentage” in de vrije natuur in vergelijking met de gemiddelde uitval op boerderijen schokkend veel hoger is. Moeder natuur is weliswaar een rechtvaardige, maar ook spijkerharde moeder. Op dat vlak doen, niet alleen wij, maar verreweg de meeste boeren hun uiterste best om een “betere” moeder te zijn.

We houden onze dieren, net als andere boeren, natuurlijk wel met een doel. In ons geval is dat in principe educatief, maar het heeft vele praktische kanten. Als Natuurcentrum promoten we vanuit onze idealen lokaal voedsel en dat produceren we dan ook zelf. Tot een aantal jaren geleden “verdween” ons prachtige, biologisch gehouden vee op de anonieme voedselmarkt. Dat willen we niet meer. Onze slachtrijpe dieren vinden steeds vaker de weg naar de eigen winkel en naar lokale afnemers en steeds minder naar de landelijke markt. Dat geldt ook voor andere producten van de boerderijen, zoals eieren, honing, groente en fruit. Met name vlees krijgt daarmee steeds meer een gezicht en dat confronteert soms. Logisch ook, want mensen identificeren zich nou eenmaal meer met dieren dan met planten. Maar we doen het bewust en hopen daarbij bij te dragen aan een bewustere consument. Open en eerlijk. Of het eten van vlees en het houden van dieren voor dat doel eerlijk is, laten we over aan ieder individueel mens zelf. Daar gaan we als Natuurcentrum niet over; wél over de manier waarop we onze dieren houden. En daarover beantwoorden we graag alle vragen en op dat gebied willen we ons ook blijven ontwikkelen.

Onze varkens
Inzoomend op de huisvesting en verzorging van onze fokzeugen en biggen krijgen we weleens de vraag of het niet zielig is dat de zeug wordt opgesloten in een kooi en dat ze niet met haar biggen naar buiten kan. Ook zijn er soms vragen over één of meerdere biggetjes, die verzwakt lijken of zijn en waarvan mensen zich afvragen of wij dat wel weten, of daar iets aan doen.

Deze vragen betreffen vrijwel altijd de situatie in de kraamstal. De kraamstal is de plek waar zeugen 2 keer per jaar zo’n 40 dagen verblijven samen met hun biggen. Ze zijn daar omdat de kraamstal een veilige, beschermde omgeving is voor zowel zeug als big. Vergelijk de kraamstal met het kraambed van een jonge moeder en ineens bezie je die ruimte met heel andere ogen. Ook wilde zwijnen zonderen zich in de natuur tenminste een week af van de koppel in een eigen hol/nest. Jonge biggen zijn erg gevoelig voor weersinvloeden en stress en de kraamstal biedt rust en veiligheid. De zeug kan in alle rust haar biggen werpen, zonder de soms hectische invloeden van de koppel (varkens communiceren nu eenmaal anders dan wij gewend zijn). De kraamhekken zorgen er daarbij voor dat de jonge biggen de eerste week tot 10 dagen een veilige start kunnen maken zonder het risico te lopen doodgedrukt te worden door hun moeder. Zowel biggen als hun moeder hebben daar helaas erg weinig gevoel voor. Kom aan haar biggen en een zeug komt meteen verhaal halen, maar een krijsend biggetje waar ze zelf op gaat zitten of liggen levert geen enkele reactie van een zeug op, meestal met de dood tot gevolg. Biggen drinken 15 tot 20 keer per dag bij hun moeder, dus het is van belang dat ze in elkaars directe nabijheid zijn, zeker die eerste dagen waar de moedermelk van levensbelang is voor een goede start en het opbouwen van antistoffen.

Deze fase kent ook de meeste uitval. Zeugen krijgen gemiddeld tussen de 10 en 20 biggen en daar zitten altijd biggen bij, die een verminderde kans op overleven hebben. De harde kant van moeder natuur laat zich ook hier in de stal gelden. Als boer doen we ons best om de kansen voor deze biggen zo groot mogelijk te maken, maar in de praktijk valt dat niet altijd mee. Sommige biggen gaan ogenschijnlijk liever dood dan dat ze melk uit een speenfles accepteren; bij andere biggen die dat wel oppikken blijkt na een aantal weken dat ze toch één of ander aangeboren gebrek onder de leden hebben. Door jarenlange ervaring kunnen we als verzorgers vrij goed inschatten welk zwakke biggetje kans van overleven heeft en welke niet. We handelen daar ook naar. Sommige biggen “helpen” we op de weg naar doodgaan. Dat betekent dat we ze niet nodeloos laten lijden, maar dat we op tijd tot euthanasie besluiten. Bij andere biggen is dat minder duidelijk en kijken we 1 tot 2 dagen aan of het biggetje “het oppakt”. Waar mogelijk ondersteunen we deze biggen met bijvoeding of een specifieke behandeling. Feit is dat biggen in de eerste week het wel grotendeels op eigen kracht moeten doen. Dit zijn de lastigste momenten, zowel voor ons als verzorgers als voor de bezoekers in de stal. Het is daarbij goed om je als bezoeker te realiseren, dat onze medewerkers niet alleen tussen 8.00 en 17.00 op meerdere momenten aandacht hebben voor deze “kneusjes”, maar ook tijdens de avond-uren. Natuurlijk kunnen we er niet constant bij zijn en dat heeft ook geen zin, dus het komt zeker voor dat bezoekers situaties aantreffen, waarbij een zwak biggetje geen directe zorg ontvangt. Gelukkig worden we er vaak bij geroepen om uitleg te geven bij de situatie die mensen aantreffen. Doet u dat ook vooral. We vertellen liever 10 keer wat er aan de hand is en wat we er aan doen, dan achteraf te moeten horen of lezen, wat een dergelijke ervaring met een bezoeker heeft gedaan.

Natuurlijk krijgt de zeug tijdens die eerste week meerdere malen per dag de gelegenheid om haar benen te strekken en haar behoefte buiten het “kraam-nest” te doen. Na 10 dagen zijn de biggen (vergelijk ze maar met snelgroeiende baby’s ) zo sterk en mobiel dat ze de hele kraamstal tot hun beschikking kunnen hebben. De zeug krijgt de achter-ruimte erbij en gaat ook langere tijd naar buiten, eerst nog zonder de biggen zeker wanneer de weersomstandigheden daar aanleiding toe geven. Wanneer het weer het wel toelaat gaan de biggen mee naar buiten en al gauw voegen we, wanneer mogelijk meerdere zeugen met biggen samen. Dit alles gebeurt ruim binnen een periode van 40 dagen. Naast de melk van moeder gaan de biggen ook steeds meer vast voedsel opnemen, dat speciaal is ontwikkeld voor opgroeiende biggen. Ook beginnen ze met het zelfstandig drinken van water. In deze fase van hun leven zijn ze echter nog te jong om los te worden gelaten in de grote koppel van varkens. Je hebt dan als boer geen enkele controle en grip op het welzijn en de gezondheid van de toom biggen.

Tegen het eind van de periode van 40 dagen wordt de band tussen moeder en biggen steeds losser. Ze zijn inmiddels veel buiten en de zeug en haar biggen gedragen zich steeds onafhankelijker van elkaar. De zeug staat drinken lang niet altijd meer toe en de biggen verlaten zich steeds meer op het vaste voer. Op de 40e dag worden de biggen gespeend, wat betekent dat moeder en kroost van elkaar worden gescheiden en dat de zeug herenigt wordt met de grote koppel varkens. Vergelijk dit moment eens met het op eigen benen / op kamers gaan van je kinderen en het voelt ineens heel anders. In de grote koppel varkens heerste een sociale rangorde, die past bij natuurlijk gedrag van varkens. Op onze boerderijen hebben ze daarbij de beschikking over een binnenruimte met strohokken met een individuele voerruimte, waar we elke zeug apart die hoeveelheid kunnen voeren, die ze nodig heeft zonder voedselnijd of kans op wegjagen door varkens met een groter ego. Daarnaast kunnen de varkens zomer en winter zelf kiezen of ze binnen of buiten zijn (extreme weersomstandigheden daargelaten), of ze daarbij op de verharding willen zijn of in een modderbad. Dat ze niet vrij kunnen wroeten in een weiland is daarbij een keuze die wij maken. Het laten wroeten van een koppel varkens in een weiland leidt er binnen een week toe dat het weiland geen weiland meer is, maar een grote modderbak. Omdat het weiland van ons voor grote waarde is voor onze graasdieren is dat een keuze, die we maken.

Tenslotte
Het laatste voorbeeld geeft aan hoe specifieke omstandigheden op boerderijen soms beperkend zijn of keuzes bepalen, die je als boer moeten maken. Dat geldt niet alleen voor ons, maar voor alle boeren. Soms voor de korte termijn, soms voor de langere termijn. Het betekent niet dat er geen aandacht voor is. Het betekent soms wel dat gewenste ontwikkelingen op zich laten wachten. De consument en de markt zijn daarbij bovendien zeer bepalend. Als Natuurcentrum staan we voor de wijze waarop we onze varkens houden en we zijn altijd op zoek naar verbetering. De mening van onze bezoekers helpt daarbij, dus blijf ons vragen en uw mening geven. Een oproep daarbij: spreek ons aan, zodat we met u in gesprek kunnen. Facebook praat nooit terug!


Ontdek de natuur